Словарь

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/54887804.webp
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
гарантировать
Страховка гарантирует защиту в случае аварий.
cms/verbs-webp/44518719.webp
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
ходить
По этой тропе ходить нельзя.
cms/verbs-webp/119404727.webp
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
делать
Вы должны были сделать это час назад!
cms/verbs-webp/119335162.webp
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
двигаться
Здорово много двигаться.
cms/verbs-webp/111615154.webp
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
везти назад
Мать везет дочь домой.
cms/verbs-webp/109657074.webp
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
прогонять
Один лебедь прогоняет другого.
cms/verbs-webp/121180353.webp
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
потерять
Подождите, вы потеряли свой кошелек!
cms/verbs-webp/67035590.webp
springen
Hij sprong in het water.
прыгать
Он прыгнул в воду.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
развернуться
Вам нужно развернуть машину здесь.
cms/verbs-webp/75195383.webp
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
быть
Вам не стоит быть грустным!
cms/verbs-webp/109588921.webp
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
выключить
Она выключает будильник.
cms/verbs-webp/124740761.webp
stoppen
De vrouw stopt een auto.
останавливать
Женщина останавливает машину.