Словарь

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/74693823.webp
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
нуждаться
Вам нужен домкрат, чтобы сменить шину.
cms/verbs-webp/859238.webp
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
заниматься
Она занимается необычной профессией.
cms/verbs-webp/111615154.webp
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
везти назад
Мать везет дочь домой.
cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
выставлять
Здесь выставляется современное искусство.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
проверять
Стоматолог проверяет прикус пациента.
cms/verbs-webp/18316732.webp
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
проезжать
Машина проезжает через дерево.
cms/verbs-webp/99602458.webp
beperken
Moet handel worden beperkt?
ограничивать
Следует ли ограничивать торговлю?
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
уходить
Он ушел с работы.
cms/verbs-webp/113248427.webp
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
выигрывать
Он пытается выиграть в шахматах.
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
проходить мимо
Двое проходят мимо друг друга.
cms/verbs-webp/118011740.webp
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
строить
Дети строят высокую башню.
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
уничтожать
Файлы будут полностью уничтожены.