Словарь

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/118868318.webp
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
нравиться
Ей больше нравится шоколад, чем овощи.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
парковаться
Велосипеды припаркованы перед домом.
cms/verbs-webp/94193521.webp
draaien
Je mag naar links draaien.
поворачивать
Вы можете повернуть налево.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
парковаться
Автомобили припаркованы на подземной стоянке.
cms/verbs-webp/106997420.webp
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
оставлять нетронутым
Природа оставлена нетронутой.
cms/verbs-webp/84943303.webp
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
находиться
Жемчужина находится внутри ракушки.
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
любить
Она действительно любит свою лошадь.
cms/verbs-webp/109542274.webp
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
пускать
Следует ли пускать беженцев на границах?
cms/verbs-webp/93697965.webp
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
ездить
Машины ездят по кругу.
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
обновлять
В наши дни вам нужно постоянно обновлять свои знания.
cms/verbs-webp/114593953.webp
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
встречать
Они впервые встретились в интернете.
cms/verbs-webp/108014576.webp
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
увидеть снова
Они наконец видят друг друга снова.