Словарь

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/19351700.webp
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
предоставлять
Лежаки предоставляются отдыхающим.
cms/verbs-webp/118483894.webp
genieten
Ze geniet van het leven.
наслаждаться
Она наслаждается жизнью.
cms/verbs-webp/121870340.webp
rennen
De atleet rent.
бежать
Спортсмен бежит.
cms/verbs-webp/81885081.webp
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
сжигать
Он зажег спичку.
cms/verbs-webp/87317037.webp
spelen
Het kind speelt liever alleen.
играть
Ребенок предпочитает играть один.
cms/verbs-webp/91442777.webp
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
наступать
Я не могу наступать на землю этой ногой.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
существовать
Динозавры сегодня больше не существуют.
cms/verbs-webp/12991232.webp
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
благодарить
Большое вам спасибо за это!
cms/verbs-webp/91147324.webp
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
вознаграждать
Его вознаградили медалью.
cms/verbs-webp/127720613.webp
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
скучать
Ему очень не хватает своей девушки.
cms/verbs-webp/123298240.webp
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
встречать
Друзья встретились на общий ужин.
cms/verbs-webp/34725682.webp
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
предлагать
Женщина что-то предлагает своей подруге.