Словарь

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
сидеть
Много людей сидят в комнате.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
преследовать
Ковбой преследует лошадей.
cms/verbs-webp/102238862.webp
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
посещать
Ее посещает старый друг.
cms/verbs-webp/83636642.webp
slaan
Ze slaat de bal over het net.
ударять
Она ударяет мяч через сетку.
cms/verbs-webp/34567067.webp
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
искать
Полиция ищет преступника.
cms/verbs-webp/121820740.webp
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
начинать
Путешественники начали рано утром.
cms/verbs-webp/75001292.webp
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
тронуться
Когда загорелся свет, машины тронулись.
cms/verbs-webp/77581051.webp
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
предлагать
Что вы предлагаете мне за мою рыбу?
cms/verbs-webp/115373990.webp
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
появляться
В воде внезапно появилась огромная рыба.
cms/verbs-webp/91696604.webp
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
разрешать
Не следует разрешать депрессию.
cms/verbs-webp/108295710.webp
spellen
De kinderen leren spellen.
писать
Дети учатся писать.
cms/verbs-webp/90309445.webp
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
проходить
Похороны прошли позавчера.