词汇
学习动词 – 荷兰语

gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
去
你们两个要去哪里?

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
卖
商贩正在卖很多商品。

doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
杀
小心,你可以用那把斧头杀人!

gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
使用
我们在火中使用防毒面具。

bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
扑灭
消防部门从空中扑灭火灾。

overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
超过
鲸鱼在体重上超过所有动物。

voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
让...前面
没有人想在超市结账时让他走在前面。

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
离开
我们的假日客人昨天离开了。

onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
检查
这个实验室里检查血样本。

bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
确认
她能向她的丈夫确认这个好消息。

voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
完成
你能完成这个拼图吗?
