词汇
学习动词 – 荷兰语

zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
转向
他们相互转向。

achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
调慢
很快我们又要把时钟调慢。

wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
习惯
孩子们需要习惯刷牙。

zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
搜寻
警察正在搜寻罪犯。

serveren
De ober serveert het eten.
上菜
侍者上菜。

dansen
Ze dansen verliefd een tango.
跳舞
他们正在跳恋爱的探截舞。

duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
推
汽车停了下来,必须被推动。

bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
促进
我们需要促进替代汽车交通的方案。

verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
更喜欢
许多孩子更喜欢糖果而不是健康的东西。

voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
完成
他每天都完成他的慢跑路线。

achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
留给
她给我留了一片披萨。
