词汇
学习动词 – 荷兰语

bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
感谢
他用花感谢了她。

leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
喜欢
孩子喜欢新的玩具。

garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
保证
保险在发生事故时保证提供保护。

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
清洁
她清洁厨房。

verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
忍受
她几乎无法忍受疼痛!

de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
找回
我找不到回去的路。

herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
提醒
电脑提醒我我的约会。

bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
熟悉
她对电不熟悉。

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
期待
孩子们总是期待雪。

importeren
We importeren fruit uit veel landen.
进口
我们从许多国家进口水果。

voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
过去
时间有时过得很慢。
