Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/113415844.webp
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
залишати
Багато англійців хотіли залишити ЄС.
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
малювати
Автомобіль фарбується на синій колір.
cms/verbs-webp/124053323.webp
sturen
Hij stuurt een brief.
надсилати
Він надсилає лист.
cms/verbs-webp/38753106.webp
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
говорити
В кінотеатрі не слід говорити гучно.
cms/verbs-webp/102304863.webp
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
бити
Обережно, конь може бити!
cms/verbs-webp/91442777.webp
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
ступати
Я не можу ступити на цю ногу.
cms/verbs-webp/55119061.webp
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
починати бігти
Спортсмен збирається почати біг.
cms/verbs-webp/11579442.webp
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
кидати
Вони кидають м‘яч один одному.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
тестувати
Автомобіль тестується у майстерні.
cms/verbs-webp/5161747.webp
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
видаляти
Екскаватор видаляє грунт.
cms/verbs-webp/117284953.webp
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
вибирати
Вона вибирає нові сонячні окуляри.
cms/verbs-webp/119269664.webp
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
здавати
Студенти здали іспит.