Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/129002392.webp
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
досліджувати
Космонавти хочуть досліджувати космічний простір.
cms/verbs-webp/83661912.webp
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
готувати
Вони готують смачний обід.
cms/verbs-webp/90292577.webp
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
проходити
Вода була занадто високою; вантажівка не могла проїхати.
cms/verbs-webp/79317407.webp
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
командувати
Він командує своєю собакою.
cms/verbs-webp/10206394.webp
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
витримувати
Вона ледь витримує біль!
cms/verbs-webp/123648488.webp
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
завітати
Лікарі завітають до пацієнта щодня.
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
проходити повз
Двоє проходять повз один одного.
cms/verbs-webp/79201834.webp
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
з‘єднувати
Цей міст з‘єднує два райони.
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
працювати
Мотоцикл зламався; він більше не працює.
cms/verbs-webp/109542274.webp
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
пустити
Повинні ли біженців пускати на кордони?
cms/verbs-webp/119613462.webp
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
очікувати
Моя сестра очікує дитину.
cms/verbs-webp/116519780.webp
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
вибігати
Вона вибігла у нових черевиках.