Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/34664790.webp
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
бути поразеним
Слабший собака поразений у бою.
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
їздити
Дітям подобається їздити на велосипедах або самокатах.
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
використовувати
Ми використовуємо газові маски в пожежі.
cms/verbs-webp/53064913.webp
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
закривати
Вона закриває штори.
cms/verbs-webp/83636642.webp
slaan
Ze slaat de bal over het net.
ударити
Вона ударила м‘яч через сітку.
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
працювати
Мотоцикл зламався; він більше не працює.
cms/verbs-webp/31726420.webp
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
повертатися
Вони повертаються до одного одного.
cms/verbs-webp/115267617.webp
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
наважитися
Вони наважилися стрибнути з літака.
cms/verbs-webp/122010524.webp
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
брати на себе
Я брав на себе багато подорожей.
cms/verbs-webp/107407348.webp
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
подорожувати
Я багато подорожував по світу.
cms/verbs-webp/117491447.webp
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
залежати
Він сліпий і залежить від допомоги ззовні.
cms/verbs-webp/4553290.webp
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
заходити
Корабель заходить у порт.