Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/122479015.webp
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
підрізати
Тканину підрізають під розмір.
cms/verbs-webp/103797145.webp
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
наймати
Компанія хоче найняти більше людей.
cms/verbs-webp/88597759.webp
drukken
Hij drukt op de knop.
натискати
Він натискає кнопку.
cms/verbs-webp/90821181.webp
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
перемагати
Він переміг свого опонента в тенісі.
cms/verbs-webp/62000072.webp
overnachten
We overnachten in de auto.
ночувати
Ми ночуємо в автомобілі.
cms/verbs-webp/109542274.webp
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
пустити
Повинні ли біженців пускати на кордони?
cms/verbs-webp/34979195.webp
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
об‘єднуватися
Гарно, коли двоє об‘єднуються.
cms/verbs-webp/46998479.webp
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
обговорювати
Вони обговорюють свої плани.
cms/verbs-webp/118232218.webp
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
захищати
Дітей потрібно захищати.
cms/verbs-webp/122789548.webp
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
давати
Що її хлопець подарував їй на день народження?
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
брехати
Він часто бреше, коли хоче щось продати.
cms/verbs-webp/110322800.webp
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
говорити погано
Однокласники говорять про неї погано.