Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/100298227.webp
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
обіймати
Він обіймає свого старого батька.
cms/verbs-webp/99392849.webp
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
видаляти
Як видалити пляму від червоного вина?
cms/verbs-webp/117284953.webp
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
вибирати
Вона вибирає нові сонячні окуляри.
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
накривати
Вона накрила хліб сиром.
cms/verbs-webp/113842119.webp
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
минати
Середньовіччя минуло.
cms/verbs-webp/45022787.webp
doden
Ik zal de vlieg doden!
вбивати
Я вб‘ю муху!
cms/verbs-webp/111792187.webp
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
обирати
Важко обрати правильний варіант.
cms/verbs-webp/123203853.webp
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
викликати
Алкоголь може викликати головний біль.
cms/verbs-webp/77646042.webp
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
палити
Гроші не слід палити.
cms/verbs-webp/80060417.webp
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
від‘їхати
Вона від‘їжджає на своєму автомобілі.
cms/verbs-webp/115628089.webp
bereiden
Ze bereidt een taart.
готувати
Вона готує торт.
cms/verbs-webp/119404727.webp
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
робити
Вам слід було зробити це годину тому!