Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/80060417.webp
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
від‘їхати
Вона від‘їжджає на своєму автомобілі.
cms/verbs-webp/109657074.webp
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
відганяти
Одне лебедя відганяє інше.
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
виробляти
Роботи можуть виробляти дешевше.
cms/verbs-webp/90554206.webp
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
повідомляти
Вона повідомила про скандал своїй подрузі.
cms/verbs-webp/35862456.webp
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
починати
З шлюбом починається нове життя.
cms/verbs-webp/61162540.webp
activeren
De rook activeerde het alarm.
спрацьовувати
Дим спрацював сигналізацію.
cms/verbs-webp/89635850.webp
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
набирати
Вона підняла телефон та набрала номер.
cms/verbs-webp/110775013.webp
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
записувати
Вона хоче записати свою бізнес-ідею.
cms/verbs-webp/115373990.webp
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
з‘являтися
У воді раптово з‘явилася велика риба.
cms/verbs-webp/94555716.webp
worden
Ze zijn een goed team geworden.
ставати
Вони стали доброю командою.
cms/verbs-webp/46385710.webp
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
приймати
Тут приймають кредитні картки.
cms/verbs-webp/118008920.webp
beginnen
School begint net voor de kinderen.
починати
Школа тільки починається для дітей.