Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/87994643.webp
wandelen
De groep wandelde over een brug.
переходити
Група перейшла містом.
cms/verbs-webp/86215362.webp
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
надсилати
Ця компанія надсилає товари по всьому світу.
cms/verbs-webp/92384853.webp
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
підходити
Ця стежка не підходить для велосипедистів.
cms/verbs-webp/78973375.webp
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
отримувати лікарняний
Він має отримати лікарняний від лікаря.
cms/verbs-webp/83636642.webp
slaan
Ze slaat de bal over het net.
ударити
Вона ударила м‘яч через сітку.
cms/verbs-webp/110045269.webp
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
завершувати
Він щодня завершує свій маршрут бігом.
cms/verbs-webp/114593953.webp
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
зустрічати
Вони вперше зустрілися один з одним в інтернеті.
cms/verbs-webp/22225381.webp
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
відпливати
Корабель відпливає з порту.
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
брехати
Він часто бреше, коли хоче щось продати.
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
виробляти
Роботи можуть виробляти дешевше.
cms/verbs-webp/116932657.webp
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
отримувати
Він отримує гарну пенсію у старості.
cms/verbs-webp/119895004.webp
schrijven
Hij schrijft een brief.
писати
Він пише листа.