Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/38753106.webp
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
говорити
В кінотеатрі не слід говорити гучно.
cms/verbs-webp/119895004.webp
schrijven
Hij schrijft een brief.
писати
Він пише листа.
cms/verbs-webp/114091499.webp
trainen
De hond wordt door haar getraind.
тренувати
Песа тренує її.
cms/verbs-webp/108556805.webp
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
дивитися вниз
Я міг дивитися вниз на пляж з вікна.
cms/verbs-webp/113393913.webp
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
зупинитися
Таксі зупинилося на зупинці.
cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
захищати
Два друзі завжди хочуть виступати на захист один одного.
cms/verbs-webp/85191995.webp
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
ладнати
Закінчіть свою сварку та нарешті ладнайтеся!
cms/verbs-webp/81986237.webp
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
мішати
Вона мішає фруктовий сік.
cms/verbs-webp/11579442.webp
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
кидати
Вони кидають м‘яч один одному.
cms/verbs-webp/94193521.webp
draaien
Je mag naar links draaien.
повертати
Ви можете повернути наліво.
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
представляти
Він представляє своїх батьків своїй новій дівчині.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
висіти
Обидва висять на гілці.