Ordforråd

Lær adverb – Dutch

cms/adverbs-webp/38720387.webp
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
ned
Ho hoppar ned i vatnet.
cms/adverbs-webp/178600973.webp
iets
Ik zie iets interessants!
noko
Eg ser noko interessant!
cms/adverbs-webp/38216306.webp
ook
Haar vriendin is ook dronken.
òg
Venninna hennar er òg full.
cms/adverbs-webp/176427272.webp
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
ned
Han fell ned frå ovan.
cms/adverbs-webp/141168910.webp
daar
Het doel is daar.
der
Målet er der.
cms/adverbs-webp/80929954.webp
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
meir
Eldre barn får meir lommepengar.
cms/adverbs-webp/138988656.webp
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
når som helst
Du kan ringje oss når som helst.
cms/adverbs-webp/170728690.webp
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
åleine
Eg nyter kvelden heilt åleine.
cms/adverbs-webp/93260151.webp
nooit
Ga nooit met schoenen aan naar bed!
aldri
Gå aldri til sengs med sko på!
cms/adverbs-webp/73459295.webp
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
også
Hunden får også sitje ved bordet.
cms/adverbs-webp/71970202.webp
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
ganske
Ho er ganske slank.
cms/adverbs-webp/96549817.webp
weg
Hij draagt de prooi weg.
bort
Han bær byttet bort.