Ordforråd
Lær adverb – Dutch

ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
også
Hunden får også sitje ved bordet.

daar
Het doel is daar.
der
Målet er der.

iets
Ik zie iets interessants!
noko
Eg ser noko interessant!

bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?
til dømes
Korleis likar du denne fargen, til dømes?

in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
inn
Går han inn eller ut?

in
De twee komen binnen.
inn
Dei to kjem inn.

opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
igjen
Dei møttes igjen.

ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
ein stad
Ein kanin har gøymt seg ein stad.

maar
Het huis is klein maar romantisch.
men
Huset er lite, men romantisk.

gratis
Zonne-energie is gratis.
gratis
Solenergi er gratis.

‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.
om morgonen
Eg har mykje stress på jobb om morgonen.
