Ordforråd
Lær adjektiver – Dutch

afgehandeld
de afgehandelde sneeuwruiming
ferdig
den ferdige snøryddinga

nieuw
het nieuwe vuurwerk
ny
det nye fyrverkeriet

ondeugend
het ondeugende kind
usikta
det usikta barnet

kleurloos
de kleurloze badkamer
fargelaus
det fargelause badet

blij
het blije paar
glad
det glade paret

rijp
rijpe pompoenen
moden
modne gresskar

bruin
een bruine houten muur
brun
ei brun tømmervegg

derde
een derde oog
tredje
eit tredje auge

gevarieerd
een gevarieerd fruitaanbod
varierte
eit variert frukttilbod

verwant
de verwante handgebaren
beslektet
de beslektede håndtegnene

onbekend
de onbekende hacker
ukjent
den ukjente hackeren
