Ordforråd
Lær adjektiver – Dutch

zacht
het zachte bed
mjuk
den mjuka senga

verkwikkend
een verkwikkende vakantie
avslappande
ein avslappande ferie

roze
een roze kamerinrichting
rosa
ei rosa rominnredning

verschrikkelijk
de verschrikkelijke bedreiging
skrekkeleg
den skrekkelege trusselen

gezond
de gezonde groenten
sunn
det sunne grønsaket

zwaar
een zware bank
tung
ein tung sofa

Indiaas
een Indiaas gezicht
indisk
eit indiskt andlet

over
het overgebleven eten
resterende
den resterende maten

verontwaardigd
een verontwaardigde vrouw
opprørd
ei opprørd kvinne

vriendelijk
een vriendelijk aanbod
venleg
eit venleg tilbud

droog
de droge was
tørr
den tørre klesvasken
