Ordforråd
Lær adjektiver – Dutch
ziek
de zieke vrouw
sjuk
den sjuke kvinna
stekelig
de stekelige cactussen
taggete
dei taggete kaktusane
ovaal
de ovale tafel
oval
det ovale bordet
machtig
een machtige leeuw
kraftig
ein kraftig løve
ongelukkig
een ongelukkige liefde
ulykkeleg
ei ulykkeleg kjærlighet
schoon
schone was
rein
rein klesvask
verliefd
het verliefde stel
forelska
det forelska paret
rijp
rijpe pompoenen
moden
modne gresskar
helder
helder water
klar
klart vatn
volwassen
het volwassen meisje
vaksen
det vaksne jenta
dom
de domme jongen
dum
den dumme guten