Woordenlijst

оставлять стоять

Сегодня многие должны оставить свои машины стоять.

ostavlyat‘ stoyat‘

Segodnya mnogiye dolzhny ostavit‘ svoi mashiny stoyat‘.

laten staan

Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

использовать

Она использует косметические продукты ежедневно.

ispol‘zovat‘

Ona ispol‘zuyet kosmeticheskiye produkty yezhednevno.

gebruiken

Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.

просыпаться

Он только что проснулся.

prosypat‘sya

On tol‘ko chto prosnulsya.

wakker worden

Hij is net wakker geworden.

требовать

Он требует компенсации.

trebovat‘

On trebuyet kompensatsii.

eisen

Hij eist compensatie.

толкать

Медсестра толкает пациента в инвалидной коляске.

tolkat‘

Medsestra tolkayet patsiyenta v invalidnoy kolyaske.

duwen

De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.

нуждаться

Мне жаждно, мне нужна вода!

nuzhdat‘sya

Mne zhazhdno, mne nuzhna voda!

nodig hebben

Ik heb dorst, ik heb water nodig!

спрашивать

Он просит у нее прощения.

sprashivat‘

On prosit u neye proshcheniya.

vragen

Hij vraagt haar om vergeving.

работать над

Ему нужно работать со всеми этими файлами.

rabotat‘ nad

Yemu nuzhno rabotat‘ so vsemi etimi faylami.

werken aan

Hij moet aan al deze bestanden werken.

проходить

Студенты прошли экзамен.

prokhodit‘

Studenty proshli ekzamen.

slagen

De studenten zijn geslaagd voor het examen.

подходить

Этот путь не подходит для велосипедистов.

podkhodit‘

Etot put‘ ne podkhodit dlya velosipedistov.

geschikt zijn

Het pad is niet geschikt voor fietsers.

слушать

Он любит слушать живот своей беременной жены.

slushat‘

On lyubit slushat‘ zhivot svoyey beremennoy zheny.

luisteren

Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

пропустить

Мужчина пропустил свой поезд.

propustit‘

Muzhchina propustil svoy poyezd.

missen

De man heeft zijn trein gemist.