Woordenlijst

Hongaars – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/129403875.webp
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
cms/verbs-webp/70864457.webp
brengen
De bezorger brengt het eten.
cms/verbs-webp/83661912.webp
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
cms/verbs-webp/102327719.webp
slapen
De baby slaapt.
cms/verbs-webp/59552358.webp
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/100634207.webp
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
cms/verbs-webp/121180353.webp
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/33564476.webp
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
cms/verbs-webp/96476544.webp
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
cms/verbs-webp/122479015.webp
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.