Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
oštetiti
U nesreći su oštećena dva automobila.

vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
prenositi
Bicikle prenosimo na krovu automobila.

versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
otpremiti
Ovaj paket će uskoro biti otpremljen.

mengen
De schilder mengt de kleuren.
miješati
Slikar miješa boje.

haten
De twee jongens haten elkaar.
mrziti
Dva dječaka mrze jedan drugog.

oprapen
We moeten alle appels oprapen.
pokupiti
Moramo pokupiti sve jabuke.

vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
transportirati
Kamion transportira robu.

doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
proći
Voda je bila previsoka; kamion nije mogao proći.

uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
izrezati
Oblike treba izrezati.

verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
izgubiti se
Moj ključ se danas izgubio!

kijken
Ze kijkt door een gat.
gledati
Ona gleda kroz rupu.
