Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

aanraken
Hij raakte haar teder aan.
dodirnuti
Nježno ju je dodirnuo.

dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
služiti
Psi vole služiti svojim vlasnicima.

monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
nadzirati
Sve je ovdje nadzirano kamerama.

een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
održati govor
Politikar održava govor pred mnogim studentima.

publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
objaviti
Oglasi se često objavljuju u novinama.

weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
odbaciti
Ove stare gume moraju se posebno odbaciti.

geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
potrošiti novac
Moramo potrošiti puno novca na popravke.

terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
vratiti
Otac se vratio iz rata.

verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
napustiti
Turisti napuštaju plažu u podne.

slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
udariti
Roditelji ne bi trebali udarati svoju djecu.

bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
posluživati
Danas nas kuhar osobno poslužuje.
