Vocabulary
Learn Adjectives – Dutch

flitsend
een flitsende auto
quick
a quick car

stormachtig
de stormachtige zee
stormy
the stormy sea

blij
het blije paar
happy
the happy couple

wolkenloos
een wolkenloze hemel
cloudless
a cloudless sky

ernstig
een ernstige overstroming
bad
a bad flood

onzinnig
een onzinnig plan
stupid
a stupid plan

gek
een gekke vrouw
crazy
a crazy woman

kapot
de kapotte autoruit
broken
the broken car window

geniaal
een geniale vermomming
genius
a genius disguise

seksueel
seksuele lust
sexual
sexual lust

perfect
het perfecte glas-in-lood roosvenster
perfect
the perfect stained glass rose window
