Vocabulary
Learn Adjectives – Dutch

nutteloos
de nutteloze autospiegel
useless
the useless car mirror

voorste
de voorste rij
front
the front row

diep
diepe sneeuw
deep
deep snow

fascistisch
de fascistische slogan
fascist
the fascist slogan

arm
een arme man
poor
a poor man

slim
een slimme vos
smart
a smart fox

jaarlijks
de jaarlijkse toename
annual
the annual increase

online
de online verbinding
online
the online connection

onnodig
de onnodige paraplu
unnecessary
the unnecessary umbrella

wolkenloos
een wolkenloze hemel
cloudless
a cloudless sky

troebel
een troebel bier
cloudy
a cloudy beer
