Vocabulari

Aprèn verbs – neerlandès

cms/verbs-webp/118008920.webp
beginnen
School begint net voor de kinderen.
començar
L’escola està just començant per als nens.
cms/verbs-webp/118759500.webp
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
collir
Vam collir molt vi.
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
muntar
Als nens els agrada muntar en bicicletes o patinets.
cms/verbs-webp/113966353.webp
serveren
De ober serveert het eten.
servir
El cambrer serveix el menjar.
cms/verbs-webp/113393913.webp
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
aparcar
Els taxis s’han aparcat a la parada.
cms/verbs-webp/105875674.webp
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
xutar
En les arts marcials, has de saber xutar bé.
cms/verbs-webp/105224098.webp
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
confirmar
Ella va poder confirmar la bona notícia al seu marit.
cms/verbs-webp/21689310.webp
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
preguntar
La meva mestra sovint em pregunta.
cms/verbs-webp/79582356.webp
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
desxifrar
Ell desxifra la lletra petita amb una lupa.
cms/verbs-webp/55119061.webp
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
començar a córrer
L’atleta està a punt de començar a córrer.
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
estimar
Realment estima el seu cavall.
cms/verbs-webp/119269664.webp
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
aprovar
Els estudiants han aprovat l’examen.