Словарь

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/94909729.webp
wachten
We moeten nog een maand wachten.
ждать
Нам еще придется ждать месяц.
cms/verbs-webp/120870752.webp
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
вытаскивать
Как он собирается вытащить эту большую рыбу?
cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
слушать
Он любит слушать живот своей беременной жены.
cms/verbs-webp/38753106.webp
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
говорить
В кинотеатре не следует говорить слишком громко.
cms/verbs-webp/115267617.webp
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
осмеливаться
Они осмелились прыгнуть из самолета.
cms/verbs-webp/75423712.webp
veranderen
Het licht veranderde in groen.
меняться
Свет поменялся на зеленый.
cms/verbs-webp/853759.webp
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
распродавать
Товар распродается.
cms/verbs-webp/108295710.webp
spellen
De kinderen leren spellen.
писать
Дети учатся писать.
cms/verbs-webp/119335162.webp
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
двигаться
Здорово много двигаться.
cms/verbs-webp/107299405.webp
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
спрашивать
Он просит у нее прощения.
cms/verbs-webp/33688289.webp
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
пускать
Никогда не следует пускать в дом незнакомцев.
cms/verbs-webp/44518719.webp
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
ходить
По этой тропе ходить нельзя.