Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/104849232.webp
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
народжувати
Вона скоро народить.
cms/verbs-webp/58292283.webp
eisen
Hij eist compensatie.
вимагати
Він вимагає компенсації.
cms/verbs-webp/116519780.webp
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
вибігати
Вона вибігла у нових черевиках.
cms/verbs-webp/86710576.webp
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
від‘їхати
Наші гості на канікулах від‘їхали вчора.
cms/verbs-webp/89084239.webp
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
знижувати
Я обов‘язково повинен знизити витрати на опалення.
cms/verbs-webp/71260439.webp
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
писати
Він писав мені на минулому тижні.
cms/verbs-webp/54608740.webp
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
витягувати
Бур‘яни потрібно витягувати.
cms/verbs-webp/101158501.webp
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
дякувати
Він подякував їй квітами.
cms/verbs-webp/111750395.webp
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
повертатися
Він не може повернутися назад сам.
cms/verbs-webp/113418367.webp
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
вирішити
Вона не може вирішити, в якому взутті йти.
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
спати
Вони хочуть нарешті поспати цілу ніч.
cms/verbs-webp/859238.webp
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
займатися
Вона займається незвичайною професією.