Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/125376841.webp
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
дивитися
На відпочинку я розглядав багато пам‘яток.
cms/verbs-webp/10206394.webp
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
витримувати
Вона ледь витримує біль!
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
горіти
Вогонь знищить багато лісу.
cms/verbs-webp/115373990.webp
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
з‘являтися
У воді раптово з‘явилася велика риба.
cms/verbs-webp/106682030.webp
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
знову знаходити
Я не міг знайти свій паспорт після переїзду.
cms/verbs-webp/99392849.webp
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
видаляти
Як видалити пляму від червоного вина?
cms/verbs-webp/124053323.webp
sturen
Hij stuurt een brief.
надсилати
Він надсилає лист.
cms/verbs-webp/86583061.webp
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
платити
Вона заплатила кредитною карткою.
cms/verbs-webp/104759694.webp
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
сподіватися
Багато хто сподівається на краще майбутнє в Європі.
cms/verbs-webp/122707548.webp
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
стояти
Альпініст стоїть на вершині.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
звільняти
Босс звільнив його.
cms/verbs-webp/89636007.webp
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
підписувати
Він підписав договір.