Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/125116470.webp
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
довіряти
Ми всі довіряємо один одному.
cms/verbs-webp/35862456.webp
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
починати
З шлюбом починається нове життя.
cms/verbs-webp/66787660.webp
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
малювати
Я хочу покрасити мою квартиру.
cms/verbs-webp/55372178.webp
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
робити прогрес
Равлики роблять лише повільний прогрес.
cms/verbs-webp/73751556.webp
bidden
Hij bidt in stilte.
молитися
Він тихо молиться.
cms/verbs-webp/115224969.webp
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
прощати
Я прощаю йому його борги.
cms/verbs-webp/99951744.webp
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
підозрювати
Він підозрює, що це його дівчина.
cms/verbs-webp/127554899.webp
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
віддавати перевагу
Наша дочка не читає книг; вона віддає перевагу своєму телефону.
cms/verbs-webp/57481685.webp
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
повторювати рік
Студент повторив рік.
cms/verbs-webp/34725682.webp
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
пропонувати
Жінка пропонує щось своїй подрузі.
cms/verbs-webp/123519156.webp
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
проводити
Вона проводить увесь свій вільний час на вулиці.
cms/verbs-webp/116835795.webp
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
прибувати
Багато людей прибувають на відпустку автодомами.