Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/65840237.webp
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
надсилати
Товари мені надішлють у пакунку.
cms/verbs-webp/47737573.webp
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
цікавитися
Наша дитина дуже цікавиться музикою.
cms/verbs-webp/92384853.webp
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
підходити
Ця стежка не підходить для велосипедистів.
cms/verbs-webp/119335162.webp
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
рухатися
Здорово багато рухатися.
cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
переводити
Незабаром нам треба буде перевести годинник назад.
cms/verbs-webp/119520659.webp
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
піднімати
Скільки разів я повинен піднімати цей аргумент?
cms/verbs-webp/115207335.webp
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
відкривати
Сейф можна відкрити за допомогою секретного коду.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
проїжджати
Потяг проїжджає повз нас.
cms/verbs-webp/102327719.webp
slapen
De baby slaapt.
спати
Немовля спить.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
відкривати
Моряки відкрили нову землю.
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
годувати
Діти годують коня.
cms/verbs-webp/107996282.webp
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
посилатися
Вчитель посилається на приклад на дошці.