คำศัพท์

เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

cms/verbs-webp/77581051.webp
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
เสนอ
คุณเสนออะไรให้ฉันสำหรับปลาของฉัน?
cms/verbs-webp/120193381.webp
trouwen
Het stel is net getrouwd.
แต่งงาน
คู่รักเพิ่งแต่งงาน.
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
ผ่าน
สองคนผ่านกันไป
cms/verbs-webp/112407953.webp
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
ฟัง
เธอฟังและได้ยินเสียง
cms/verbs-webp/25599797.webp
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
ลด
คุณประหยัดเงินเมื่อคุณลดอุณหภูมิห้อง
cms/verbs-webp/93031355.webp
durven
Ik durf niet in het water te springen.
กล้า
ฉันไม่กล้ากระโดดลงน้ำ
cms/verbs-webp/26758664.webp
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
บันทึก
ลูกของฉันบันทึกเงินของพวกเขาเอง
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
มีอยู่
ไดโนเสาร์ไม่มีอยู่ในปัจจุบัน
cms/verbs-webp/853759.webp
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
ขาย
ของถูกขายออก
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
ตี
พ่อแม่ไม่ควรตีลูก
cms/verbs-webp/97784592.webp
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
ใส่ใจ
คนควรใส่ใจกับป้ายถนน
cms/verbs-webp/114091499.webp
trainen
De hond wordt door haar getraind.
ฝึก
สุนัขถูกฝึกโดยเธอ