คำศัพท์

เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
ตั้ง
เร็วๆ นี้เราจะต้องตั้งนาฬิกากลับไปอีก
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
ขี่
เด็กๆชอบขี่จักรยานหรือสคูเตอร์
cms/verbs-webp/47062117.webp
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
รอด
เธอต้องรอดด้วยเงินเพียงเล็กน้อย
cms/verbs-webp/84476170.webp
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
ต้องการ
เขาต้องการค่าชดเชยจากคนที่เกิดอุบัติเหตุกับเขา
cms/verbs-webp/74119884.webp
openen
Het kind opent zijn cadeau.
เปิด
เด็กกำลังเปิดของขวัญของเขา
cms/verbs-webp/118567408.webp
denken
Wie denk je dat sterker is?
คิด
คุณคิดว่าใครแข็งแกร่งกว่า?
cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
เช่า
เขาเช่าบ้านของเขา
cms/verbs-webp/100011930.webp
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
บอก
เธอบอกเธอความลับ
cms/verbs-webp/23468401.webp
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
หมั้น
พวกเขาได้หมั้นกันอย่างลับๆ!
cms/verbs-webp/101938684.webp
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
ดำเนินการ
เขาดำเนินการซ่อมแซม
cms/verbs-webp/19584241.webp
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
มีให้ใช้
เด็ก ๆ มีแค่เงินผ่านเท่านั้นให้ใช้
cms/verbs-webp/100634207.webp
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
อธิบาย
เธออธิบายให้เขาเข้าใจว่าอุปกรณ์ทำงานอย่างไร