คำศัพท์
เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
เกิดกับ
มีสิ่งใดเกิดขึ้นกับเขาในอุบัติเหตุที่ทำงาน?

veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
ทำให้
แอลกอฮอล์สามารถทำให้เกิดปวดหัว

naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
มาหาคุณ
โชคดีกำลังมาหาคุณ

de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
หาทาง
ฉันสามารถหาทางในเขาวงกตได้ดี.

belonen
Hij werd beloond met een medaille.
รางวัล
เขาได้รับรางวัลเป็นเหรียญ

teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
ส่งคืน
ครูส่งคืนบทความให้นักเรียน

spelen
Het kind speelt liever alleen.
เล่น
เด็กชอบเล่นคนเดียว

bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
ส่งมอบ
เขาส่งมอบพิซซ่าถึงบ้าน

beperken
Moet handel worden beperkt?
จำกัด
ควรจะจำกัดการค้าหรือไม่?

uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
ขาย
ของถูกขายออก

bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
ขอบคุณ
ฉันขอบคุณคุณมากสำหรับสิ่งนี้!
