Лексика

Изучите наречия – нидерландский

cms/adverbs-webp/77321370.webp
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?
например
Как вам такой цвет, например?
cms/adverbs-webp/29021965.webp
niet
Ik hou niet van de cactus.
не
Мне не нравится кактус.
cms/adverbs-webp/145004279.webp
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
никуда
Эти следы ведут никуда.
cms/adverbs-webp/170728690.webp
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
один
Я провожу вечер один.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
samen
De twee spelen graag samen.
вместе
Эти двое любят играть вместе.
cms/adverbs-webp/73459295.webp
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
также
Собака также может сидеть за столом.
cms/adverbs-webp/164633476.webp
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
снова
Они встретились снова.
cms/adverbs-webp/134906261.webp
al
Het huis is al verkocht.
уже
Дом уже продан.
cms/adverbs-webp/102260216.webp
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
завтра
Никто не знает, что будет завтра.
cms/adverbs-webp/23025866.webp
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
весь день
Мать должна работать весь день.
cms/adverbs-webp/46438183.webp
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
раньше
Она была толще раньше, чем сейчас.
cms/adverbs-webp/38216306.webp
ook
Haar vriendin is ook dronken.
также
Ее подруга также пьяна.