Woordenlijst

Japans – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/95938550.webp
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
cms/verbs-webp/82095350.webp
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/102304863.webp
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/28581084.webp
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
cms/verbs-webp/95056918.webp
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/95625133.webp
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
cms/verbs-webp/91930309.webp
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
cms/verbs-webp/125376841.webp
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
cms/verbs-webp/74916079.webp
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
cms/verbs-webp/106279322.webp
reizen
We reizen graag door Europa.
cms/verbs-webp/1422019.webp
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.