Woordenlijst

Grieks – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/78773523.webp
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
cms/verbs-webp/49374196.webp
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
cms/verbs-webp/125884035.webp
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/120128475.webp
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/110347738.webp
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
cms/verbs-webp/124525016.webp
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/22225381.webp
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/119302514.webp
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
cms/verbs-webp/118549726.webp
controleren
De tandarts controleert de tanden.
cms/verbs-webp/97784592.webp
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
cms/verbs-webp/9435922.webp
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
cms/verbs-webp/74036127.webp
missen
De man heeft zijn trein gemist.