Woordenlijst

伝える

彼女は彼女に秘密を伝えます。

Tsutaeru

kanojo wa kanojo ni himitsu o tsutaemasu.

vertellen

Ze vertelt haar een geheim.

スピーチする

政治家は多くの学生の前でスピーチしています。

Supīchi suru

seijika wa ōku no gakusei no mae de supīchi shite imasu.

een toespraak houden

De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

修理する

彼はケーブルを修理したかった。

Shūri suru

kare wa kēburu o shūri shitakatta.

repareren

Hij wilde de kabel repareren.

使用する

彼女は日常的に化粧品を使用します。

Shiyō suru

kanojo wa nichijō-teki ni keshōhin o shiyō shimasu.

gebruiken

Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.

押す

彼はボタンを押します。

Osu

kare wa botan o oshimasu.

drukken

Hij drukt op de knop.

十分である

昼食にサラダだけで十分です。

Jūbundearu

chūshoku ni sarada dakede jūbundesu.

genoeg zijn

Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.

飲む

彼女はお茶を飲んでいます。

Nomu

kanojo wa ocha o nonde imasu.

drinken

Ze drinkt thee.

運ぶ

カウボーイたちは馬で牛を運んでいます。

Hakobu

kaubōi-tachi wa uma de ushi o hakonde imasu.

drijven

De cowboys drijven het vee met paarden.

引き起こす

煙が警報を引き起こしました。

Hikiokosu

kemuri ga keihō o hikiokoshimashita.

activeren

De rook activeerde het alarm.

歩く

この道を歩いてはいけません。

Aruku

kono michi o aruite wa ikemasen.

bewandelen

Dit pad mag niet bewandeld worden.

始まる

子供たちの学校がちょうど始まっています。

Hajimaru

kodomo-tachi no gakkō ga chōdo hajimatte imasu.

beginnen

School begint net voor de kinderen.

来る

あなたが来てくれてうれしい！

Kuru

anata ga kitekurete ureshī!

komen

Ik ben blij dat je bent gekomen!