Vocabulaire
Apprendre les adjectifs – Néerlandais

bochtig
de bochtige weg
sinueux
la route sinueuse

juist
een juiste gedachte
correct
une pensée correcte

dom
het domme praten
stupide
les paroles stupides

vreemd
een vreemde eetgewoonte
étrange
une habitude alimentaire étrange

vrolijk
de vrolijke verkleedpartij
drôle
le déguisement drôle

verticaal
een verticale rots
vertical
une falaise verticale

aanwezig
een aanwezige bel
présent
la sonnette présente

bekend
de bekende Eiffeltoren
connu
la tour Eiffel connue

helder
helder water
clair
l‘eau claire

moeilijk
de moeilijke bergbeklimming
difficile
l‘ascension difficile d‘une montagne

uitdrukkelijk
een uitdrukkelijk verbod
explicite
une interdiction explicite
