Vocabulaire
Apprendre les adjectifs – Néerlandais

getrouwd
het pas getrouwde echtpaar
marié
le couple fraîchement marié

ondeugend
het ondeugende kind
indiscipliné
l‘enfant indiscipliné

onleesbaar
de onleesbare tekst
illisible
un texte illisible

onvoorzichtig
het onvoorzichtige kind
imprudent
l‘enfant imprudent

slim
het slimme meisje
intelligent
la fille intelligente

vet
een vet persoon
gras
une personne grasse

onvriendelijk
een onvriendelijke kerel
désagréable
le gars désagréable

extern
een externe opslag
externe
une mémoire externe

eetbaar
de eetbare chilipepers
comestible
les piments comestibles

verkeerd
de verkeerde richting
incorrect
la direction incorrecte

bloederig
bloederige lippen
sanglant
des lèvres sanglantes
