Vocabulari

Aprèn verbs – neerlandès

cms/verbs-webp/92207564.webp
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
muntar
Ells muntan tan ràpid com poden.
cms/verbs-webp/124545057.webp
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
escoltar
Els nens els agrada escoltar les seves històries.
cms/verbs-webp/79201834.webp
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
connectar
Aquest pont connecta dos barris.
cms/verbs-webp/124740761.webp
stoppen
De vrouw stopt een auto.
aturar
La dona atura un cotxe.
cms/verbs-webp/102136622.webp
trekken
Hij trekt de slee.
estirar
Ell estira el trineu.
cms/verbs-webp/108286904.webp
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
beure
Les vaques beuen aigua del riu.
cms/verbs-webp/85191995.webp
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
portar-se bé
Acabeu la vostra baralla i porteu-vos bé de cop!
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
conèixer
Els gossos estranys volen conèixer-se.
cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
superar
Les balenes superen tots els animals en pes.
cms/verbs-webp/46565207.webp
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
preparar
Ella li va preparar una gran alegria.
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
alimentar
Els nens estan alimentant el cavall.
cms/verbs-webp/90821181.webp
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
vèncer
Ell va vèncer el seu oponent al tennis.