Ordforråd
Lær adjektiver – Dutch
volledig
een volledige kaalheid
fullstendig
ei fullstendig skalla hovud
gemeen
het gemene meisje
slem
den slemme jenta
zonnig
een zonnige lucht
solskinns-
ein solskinnsdag
behulpzaam
een behulpzame dame
hjelpsam
ei hjelpsam dame
dronken
een dronken man
full
ein full mann
liefdevol
het liefdevolle cadeau
kjærlig
den kjærlige gaven
krachtig
krachtige wervelstormen
kraftig
kraftige stormvirvler
gelukkig
het gelukkige stel
lukkeleg
det lukkelege paret
moeiteloos
het moeiteloze fietspad
møtelaus
den møteause sykkelstien
troebel
een troebel bier
grumsete
eit grumsete øl
toekomstig
een toekomstige energieproductie
framtidig
ei framtidig energiproduksjon