Woordenlijst

Oezbeeks – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/113415844.webp
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
cms/verbs-webp/81025050.webp
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/28787568.webp
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/119952533.webp
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/125884035.webp
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/91367368.webp
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
cms/verbs-webp/123619164.webp
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
cms/verbs-webp/116067426.webp
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
cms/verbs-webp/71260439.webp
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
cms/verbs-webp/121112097.webp
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/99169546.webp
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.