Sõnavara

Õppige tegusõnu – hollandi

cms/verbs-webp/59066378.webp
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
tähelepanu pöörama
Liiklusmärkidele tuleb tähelepanu pöörata.
cms/verbs-webp/129403875.webp
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
helisema
Kell heliseb iga päev.
cms/verbs-webp/123203853.webp
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
põhjustama
Alkohol võib põhjustada peavalu.
cms/verbs-webp/87205111.webp
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
üle võtma
Rohevähid on üle võtnud.
cms/verbs-webp/122079435.webp
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
suurendama
Ettevõte on suurendanud oma tulu.
cms/verbs-webp/115373990.webp
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
ilmuma
Vees ilmus äkki tohutu kala.
cms/verbs-webp/70864457.webp
brengen
De bezorger brengt het eten.
tooma
Kuller toob toitu.
cms/verbs-webp/65915168.webp
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
kahisema
Lehed kahisevad mu jalgade all.
cms/verbs-webp/67035590.webp
springen
Hij sprong in het water.
hüppama
Ta hüppas vette.
cms/verbs-webp/19584241.webp
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
omama käsutuses
Lapsed omavad käsutuses ainult taskuraha.
cms/verbs-webp/44848458.webp
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
peatuma
Sa pead punase tule juures peatuma.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
kontrollima
Hambaarst kontrollib patsiendi hambumust.