Vocabulary
Learn Adjectives – Dutch

zoet
het zoete snoepgoed
sweet
the sweet confectionery

rauw
rauw vlees
raw
raw meat

breed
een breed strand
wide
a wide beach

vertraagd
het verlate vertrek
late
the late departure

verschillend
verschillende lichaamshoudingen
different
different postures

openbaar
openbare toiletten
public
public toilets

voorzichtig
de voorzichtige jongen
careful
the careful boy

donker
de donkere nacht
dark
the dark night

uniek
het unieke aquaduct
unique
the unique aqueduct

zonnig
een zonnige lucht
sunny
a sunny sky

koud
het koude weer
cold
the cold weather
