Wortschatz
Lerne Adjektive – Niederländisch

eetbaar
de eetbare chilipepers
essbar
die essbaren Chilischoten

slaperig
slaperige fase
schläfrig
schläfrige Phase

ongebruikelijk
ongebruikelijk weer
unüblich
unübliches Wetter

stil
het verzoek stil te zijn
leise
die Bitte leise zu sein

gelijk
twee gelijke patronen
gleich
zwei gleiche Muster

onzinnig
een onzinnig plan
bescheuert
ein bescheuerter Plan

vrouwelijk
vrouwelijke lippen
weiblich
weibliche Lippen

flitsend
een flitsende auto
flott
ein flotter Wagen

jaarlijks
de jaarlijkse toename
jährlich
die jährliche Steigerung

somber
een sombere hemel
düster
ein düsterer Himmel

angstig
een angstige man
furchtsam
ein furchtsamer Mann
