Wortschatz
Lerne Adjektive – Niederländisch

zacht
het zachte bed
weich
das weiche Bett

serieus
een serieuze bespreking
ernsthaft
eine ernsthafte Besprechung

arm
een arme man
arm
ein armer Mann

verdrietig
het verdrietige kind
traurig
das traurige Kind

kreupel
een kreupel man
lahm
ein lahmer Mann

geniaal
een geniale vermomming
genial
eine geniale Verkleidung

gek
een gekke vrouw
verrückt
eine verrückte Frau

toekomstig
een toekomstige energieproductie
zukünftig
eine zukünftige Energieerzeugung

nutteloos
de nutteloze autospiegel
nutzlos
der nutzlose Autospiegel

verschrikkelijk
de verschrikkelijke bedreiging
schrecklich
die schreckliche Bedrohung

gevarieerd
een gevarieerd fruitaanbod
abwechslungsreich
ein abwechslungsreiches Obstangebot
