Vocabulari

Aprèn adverbis – neerlandès

cms/adverbs-webp/71970202.webp
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
bastant
Ella és bastant prima.
cms/adverbs-webp/71670258.webp
gisteren
Het regende hard gisteren.
ahir
Va ploure fort ahir.
cms/adverbs-webp/141168910.webp
daar
Het doel is daar.
allà
La meta està allà.
cms/adverbs-webp/170728690.webp
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
sol
Estic gaudint de la nit tot sol.
cms/adverbs-webp/145004279.webp
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
enlloc
Aquestes pistes no condueixen a enlloc.
cms/adverbs-webp/178180190.webp
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.
allà
Ves allà, després torna a preguntar.
cms/adverbs-webp/162590515.webp
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
prou
Ella vol dormir i n‘ha tingut prou del soroll.
cms/adverbs-webp/67795890.webp
in
Ze springen in het water.
a
Salten a l‘aigua.
cms/adverbs-webp/54073755.webp
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
a sobre
Ell puja al terrat i s‘asseu a sobre.
cms/adverbs-webp/138692385.webp
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
en algun lloc
Un conill s‘ha amagat en algun lloc.
cms/adverbs-webp/178653470.webp
buiten
We eten vandaag buiten.
fora
Avui estem menjant fora.
cms/adverbs-webp/102260216.webp
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
demà
Ningú sap què passarà demà.