Vocabulari

Aprèn adverbis – neerlandès

cms/adverbs-webp/134906261.webp
al
Het huis is al verkocht.
ja
La casa ja està venuda.
cms/adverbs-webp/7769745.webp
opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
de nou
Ell escriu tot de nou.
cms/adverbs-webp/172832880.webp
erg
Het kind is erg hongerig.
molt
El nen està molt famolenc.
cms/adverbs-webp/29115148.webp
maar
Het huis is klein maar romantisch.
però
La casa és petita però romàntica.
cms/adverbs-webp/38720387.webp
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
avall
Ella salta avall a l‘aigua.
cms/adverbs-webp/133226973.webp
net
Ze is net wakker geworden.
just
Ella just s‘ha despertat.
cms/adverbs-webp/46438183.webp
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
abans
Ella era més grassa abans que ara.
cms/adverbs-webp/164633476.webp
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
de nou
Es van trobar de nou.
cms/adverbs-webp/138988656.webp
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
en qualsevol moment
Pots trucar-nos en qualsevol moment.
cms/adverbs-webp/166784412.webp
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
mai
Has perdut mai tots els teus diners en accions?
cms/adverbs-webp/176340276.webp
bijna
Het is bijna middernacht.
gairebé
És gairebé mitjanit.
cms/adverbs-webp/77321370.webp
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?
per exemple
Com t‘agrada aquest color, per exemple?