Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
proći pored
Vlak prolazi pored nas.
cms/verbs-webp/75487437.webp
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
voditi
Najiskusniji planinar uvijek vodi.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
vratiti
Pas vraća igračku.
cms/verbs-webp/63645950.webp
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
trčati
Ona trči svako jutro po plaži.
cms/verbs-webp/90309445.webp
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
održati se
Sprovod se održao prekjučer.
cms/verbs-webp/119501073.webp
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
ležati nasuprot
Tamo je dvorac - leži upravo nasuprot!
cms/verbs-webp/119379907.webp
raden
Je moet raden wie ik ben!
pogađati
Moraš pogoditi ko sam!
cms/verbs-webp/111792187.webp
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
odabrati
Teško je odabrati pravog.
cms/verbs-webp/90292577.webp
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
proći
Voda je bila previsoka; kamion nije mogao proći.
cms/verbs-webp/99455547.webp
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
prihvatiti
Neki ljudi ne žele prihvatiti istinu.
cms/verbs-webp/71991676.webp
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
ostaviti
Slučajno su ostavili svoje dijete na stanici.
cms/verbs-webp/51465029.webp
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
kasniti
Sat kasni nekoliko minuta.