Rječnik
Naučite priloge – nizozemski

bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?
na primjer
Kako vam se sviđa ova boja, na primjer?

beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
dolje
On leži dolje na podu.

waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
zašto
Djeca žele znati zašto je sve kako jest.

binnenkort
Hier wordt binnenkort een commercieel gebouw geopend.
uskoro
Ovdje će uskoro biti otvorena poslovna zgrada.

daar
Het doel is daar.
tamo
Cilj je tamo.

bijna
De tank is bijna leeg.
skoro
Rezervoar je skoro prazan.

in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
unutra
Da li on ulazi unutra ili izlazi?

‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.
ujutro
Moram ustati rano ujutro.

vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
često
Tornada se ne viđaju često.

alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
sam
Uživam u večeri sam.

over
Ze wil de straat oversteken met de scooter.
preko
Želi preći cestu sa skuterom.
